top of page

De geschiedenis van het strandleven



In de jaren twintig van de vorige eeuw begon het populair te worden om er met de tent op uit te trekken. Vooral mensen die in kleine woninkjes in volksbuurten zoals de Jordaan woonden hadden behoefte aan ruimte en frisse lucht. En waar kon men dat beter vinden dan aan de kust! Op het strand van Zandvoort-Zuid nestelde zich in de weekenden een grote groep vrienden. Ging men eerst nog vaak op een dag met de fiets heen en weer, al gauw bleef men op het strand overnachten. Tenten, meubilair en keukengerei, echt alles werd op de fiets meegesleept. De eerste "wildkampeerders" hielden van avontuur, romantiek en pret. Bij de ondergaande zon werd gitaar gespeeld of gezongen en gedanst op muziek uit een koffergrammafoon met slinger.

Toen er overbevolking dreigde, verplaatsten de kampeerders zich naar Wijk-aan-Zee, waar ze een stuk strand huurden. Het vervoer van Amsterdam naar Wijk-aan-Zee was verre van ideaal. Wie niet op de fiets ging, nam de boot of trein en bus. Omdat dit erg omslachtig en tijdrovend was, besloot een van de kampeerders, de heer Bot, een busmaatschappij op te richten. Dit was natuurlijk niet in het belang van de Spoorwegen en ook nog eens in strijd met de Wet Autovervoer Personen. Om een hechter verband in zijn vervoerscapaciteit te krijgen besloot de heer Bot een vereniging op te richten. Op een koude dag met volop sneeuw, te weten 22 december 1937, belegde de heer Bot een vergadering in Café de Ruyter aan de Ruyterkade in Amsterdam. Van de 22 aanwezigen werd Bot tot voorzitter gekozen en werd de heer Van Heezik benoemd als secretaris-penningmeester. De zaalhuur werd betaald door met de pet rond te gaan. Na betaling van de huur was er precies 1 cent over in de kas.

Maar het doel was bereikt: Voorwaarts was geboren! 

Voorwaarts groeide en groeide en moest verkassen naar Egmond aan Zee. Nog voor de oorlog verhuisde de hele vereniging weer terug naar Zandvoort-Zuid. Daar hadden ze een grote zeilen tent, waarin veertien personen kampeerden, zeven mannen en zeven vrouwen. De vrouwen aan de ene kant en de mannen aan de andere kant. Het duurde niet lang meer tot de oorlog uitbrak. Militairen staken regelmatig bajonetten dwars door het tentzeil om te controleren of er parachutisten of soldaten in de tenten verborgen zaten. De Duitsters hadden het niet zo op verenigingen, omdat daar mogelijk sprake kon zijn van georganiseerd verzet. Dit plus het predikaat "koninklijk" zorgde ervoor dat Voorwaarts bij de Duitsers op de zwarte lijst stond. Daarom leek het de heer Van Heezik beter af te treden als voorzitter en alle bescheiden van de vereniging te laten onderduiken.


Na de oorlog, in 1946, kwamen de kampeerders met een grote zeilen tent op het strand van Zandvoort-Noord te staan.

De sporen van de jaren '40-'45 waren nog duidelijk te zien. Overal bunkers, prikkeldraad in zee.

Als er een haring in de grond geslagen werd, stuitte men nog wel eens op een granaat.

Dan riepen de kampeerders: 'granaaaaat'en kwam de politie aangesneld om een gedeelte af te zetten. 

Toen in de duinen de camping "De Branding" kwam, werd het steeds lastiger voor de kampeerders om op de fiets te komen, omdat de campinggasten hun fietsbanden lieten leeglopen, de bellen eraf jatten en meer van dat soort geintjes. Dus ging men steeds vaker met de trein. Maar ook heeft er van oktober 1904 tot juli 1957 een tram gereden tussen Amsterdam en Zandvoort. De rit duurde ongeveer een uur. In vroegere tijden had Zandvoort al een bioscoop, een dancing, een theater en aan het eind van de boulevard een grote Beierse biertent. Daar werd wat afgefeest! 

De tenten zelf maakten ook allerlei ontwikkelingen door. Er werd oorspronkelijk vaak gekampeerd in groepen van 10 tot 20 personen in gemeenschappelijke tenten. Zo had men bijvoorbeeld 1 grote tent waarin werd geslapen en een andere tent om het eten in klaar te maken. En in de jaren '30 mochten de vrouwen en kinderen ook in een echte ronde "muziektent" slapen. 

Vers water moest men van verre halen: 20 tot 30 minuten sjouwen met een omgebouwde wasketel met 50 liter water door het mulle zand viel niet mee. Sommige kampeerders hadden het geluk te beschikken over een bolderkar: een strandkar met brede houten wielen. Langzamerhand ging men steeds meer in eigen tentjes slapen en die werden steeds comfortabeler. De eerste luxe was een houten vloer, daarna volgde een opstaande rand. Vervolgens kwamen de deuren, het liefst met ruitjes. Steeds meer tentzeil werd vervangen door hout en andere materialen. 

Overal werden deze materialen vandaan gehaald: uit huizen maar ook wrakhout uit de zee. Er waren allerlei creatieve bouwsels te zien. Na de oorlog was er een gemeentelijk verbod om houten huisjes op het strand te plaatsen. Het gemeentebestuur ging er namelijk van uit dat de houten huisjes niets anders dan bordelen waren! Na talloze gesprekken met de gemeente wisten de de kampeerders de bestuurders ervan te overtuigen dat hun vrees ongegrond was en mochten de eerste houten huisjes met een dak van zeildoek geplaatst worden. 

Naderhand werd ook het dak van hout gemaakt. Er werd ook steeds langer op het strand gewoond en in de jaren '50 gingen de kinderen de laatste 4 tot 6 weken van het schooljaar in Zandvoort naar de Karel Doormanschool.

 

De allerlaatste ontwikkeling zijn de units. Dit zijn huisjes uit één stuk, die niet meer elk seizoen opgebouwd en afgebroken hoeven te worden, maar in zijn geheel vervoerd kunnen worden.

Deze huisjes zijn goed geïsoleerd, hebben dubbele beglazing en hebben meer weg van bungalowtjes dan van tenten. Maar ze hebben geen douche of toilet, dus het blijft toch een beetje kamperen!

bottom of page